Wat blijft – Hermke van Hoevelaken
In het cultuur- en erfgoedpact werken acht gemeenten uit Rivierenland samen aan de versterking van kunst en cultuur in de regio. Voor het nieuwste project STROOM houden we ons in Tricht bezig met de vraag ‘wat blijft?’. Op dinsdag 10 september om 20.00 was er in het Dorpshuis een avond met inwoners om te praten over de vraag wat we willen doorgeven aan volgende generaties. Er is een wandelroute door het dorp en een theatervoorstelling in de kerk. In de Dorpskrant komen verschillende inwoners van Tricht aan het woord die antwoord geven op vragen als ‘wat is belangrijk voor jou?’ en ‘wat wil je doorgeven aan de volgende generaties?’
In haar keuken hangt een grote foto van een leeg en ruig Schots landschap. Als het aan haar lag woonde ze ergens ver weg van alle herrie, middenin het uitgestrekte, stille land. ‘Daarom woon ik zo graag in Tricht. Het is wel drukker dan vroeger en er komt steeds meer van buitenaf het dorp in maar hier voel ik me thuis, met Crayesteyn als icoon, dichtbij de dijk, Mariënwaerdt en de Regulieren.’
Hermke van Hoevelaken is geboren en getogen in Tricht. Als kind woonde ze aan de Hoekenburg, tussen de middag at ze bij opa en oma die naast de school woonden. ‘Ik speelde eindeloos buiten met kinderen uit de buurt en met mijn nichtjes. Ik zat met een stuk of tien kinderen in de klas op de basisschool, een heel klein klasje dus. We gingen wel eens winkelen in Den Bosch, wat ik verschrikkelijk vond, ik vond de rust en de stilte in het dorp zo fijn. Het was voor mij een enorme overgang om naar de middelbare school te gaan. We gingen er met een groepje heen gelukkig, het was er zo groot en druk, ik vond er niks aan.’
Ze heeft een aantal jaren gewerkt bij de Attent, de laatste supermarkt van het dorp en heeft op latere leeftijd haar hbo-diploma gehaald. Nu werkt ze in de gespecialiseerde zorg voor mensen met autismespectrumstoornissen. Op haar werk ziet ze veel mensen, ze helpt ze met hun boodschappen, hun agenda, hun werk en financiën. Des te heerlijker is het om thuis te komen en eropuit te gaan met de hond.
De grote stad heeft haar nooit getrokken. Haar man komt uit Amsterdam en ze logeerde wel eens bij een nichtje in Tiel, boven een fotozaak, maar ze vond het verschrikkelijk. Al die heisa, die mensen, die drukte. Ze gaat op vakantie het liefst met de camper de natuur in, ver weg, naar de ongereptheid van Scandinavië of Schotland.
‘Ik zou het fijn vinden als we nog een winkel hadden, waar mensen blijven hangen voor een praatje, waar iedereen aanspraak heeft en waar je van elkaar te weten komt hoe het gaat. Nu is iedereen wel bereid om een ander te helpen, maar soms weet je niet waar je moet beginnen. Je gaat geen koude acquisitie doen op straat en mensen lastigvallen met jouw bereidheid om iets voor ze te betekenen. Aan de andere kant hoor je steeds meer over eenzaamheid onder alle lagen van de bevolking dus die behoefte is er wel. Ik kan me voorstellen dat het moeilijk is om de eerste stap naar buiten te zetten, om de eerste keer naar de koffieochtend in het Dorpshuis te gaan. Want wat voor mensen zitten daar dan, ben je wel welkom, dat soort onzekerheden kunnen je tegenhouden.’
‘Vooruitgang is niet alleen maar verbetering. Dat alles sneller en efficiënter gaat in de winkel maakt dat we geen praatje meer maken bij de kassa. Dat we via whatsapp met elkaar praten maakt elkaar opzoeken veel minder vanzelfsprekend. We zijn langzaam aan het ontdekken dat de vooruitgang ook nadelen heeft, dat we het dorpsgevoel willen behouden. Kijk maar naar de boerderijwinkeltjes, alle activiteiten in het Dorpshuis. Ik denk dat we ons steeds meer realiseren hoe belangrijk het is om er te zijn voor elkaar wanneer het nodig is, op kleine schaal. Dat kan zijn door het uitlenen van je heggenschaar aan je buren of door het brengen van een pannetje soep als iemand ziek is, door iemand uit te nodigen om mee te gaan naar het Dorpshuis. Als iedereen nou eens omziet naar iemand anders in zijn omgeving, hoeft niemand zich meer eenzaam te voelen.’