Dorpskrant Tricht

De column van Hanneke

Kip, deel II

Daar lag ze dan, die arme kip, onder de appelboom in haar grafje, waarop ik een latje had gestoken met haar naam erop. De kinderen, op bezoek na een dag werken of studeren, namen er de dagen erna een kijkje en waren het met me eens dat ze op een mooi en rustig plekje lag.

Haar zusters misten haar niet, die bleven tokkend rondscharrelen door de tuin, ook onder de appelboom, en aan niks kon je merken dat ze iemand kwijt waren. Ze pikten overdag hun wormpjes uit de grond en dronken kleine beetjes water uit de schotels onder de plantenbakken en ’s avonds kropen ze met z’n vieren bij elkaar tegen de muur van hun hok – ze waren er nog steeds met geen stok ín te krijgen. Maar ook ’s avonds, als kippen net als mensen misschien een beetje weemoedig worden, straalde er geen een uit dat ze haar zus miste.

Ik miste haar wél, die bruine, die rustige, niet haantje-de-voorste maar wel een mooi diertje, een echte kip, zoals je er een zou tekenen. Vier is toch echt anders dan vijf, vond ik.

We gingen op vakantie. Toen we terugkwamen was haar grafje weg. Serieus. Het bordje met haar naam was verdwenen, het bultje aarde waarin het had gezeten ook. En niet ver daarvandaan vond ik veertjes en een paar botjes.

‘Logisch,’ zei een leerling toen ik er op school over vertelde, ‘u had natuurlijk niet diep genoeg gegraven. Zo’n grafje moet minstens een halve meter diep zijn, anders ruiken andere beesten dat daar iets begraven ligt. Maar ja, u hebt haar wel gerecycled.’

Deel op Facebook Deel op Twitter Verstuur via WhatsApp